De spieren van de achterhand en het achterbeen
In vorige artikelen heb ik een aantal buigers behandeld. De buikspieren, deze zitten aan de onderzijde van het paardenlichaam, en de spieren van het SI-gewricht, deze zitten aan de onderzijde van de ruggengraat naar het bekken. Aan de bovenlijn van de rug zitten de strekkers. De rugspieren moeten kunnen strekken om de rug te kunnen bollen zodat het achterbeen kan ondertreden.
Nu gaan we naar de achterhand. Met name de spieren die verantwoordelijk zijn voor de strekking en buiging (flexie) van de heup en het achterbeen.
M. Gluteus superficialis en M. gluteus medius.
Gluteus superficialis en M. gluteus medius. Dit zijn de bilspieren van het paard. Ze zorgen voor de flexie van het bekken. Omdat ze aan de bovenkant van de ruggengraat liggen betekent dit dat het bekken naar voren kantelt en vlakker wordt, bijvoorbeeld in de galop op het moment dat de benen naar achteren bewegen.
In beweging komt het erop neer dat de gluteus spieren medeverantwoordelijk zijn voor het naar achter brengen van het achterbeen.


M. semitendinosis en M. semimenbranosis.
De M. semit en M semi zijn de broekspieren van het paard. Vaak kun je ze mooi zien lopen op het paardenlijf zoals op onderstaande afbeelding.

De M. semitendinosis hecht aan op de bovenzijde van het heiligbeen, aan de zitbeenknobbel en loopt naar de buitenkant van de tibia (scheenbeen) en het spronggewricht.
Bij een onbelast been buigt deze spier de knie en trekt het achterbeen achterwaarts. Als het been belast is dan strekt deze spier de heup, de knie en het spronggewricht.
De Semimembranosus ligt meer aan de binnenkant van het achterbeen. Deze spier beweegt het been ook naar achteren als het been onbelast is. Omdat hij meer naar de binnenkant ligt beweegt hij het been ook naar binnen (adductie). De spier hecht aan op de onderzijde van het heiligbeen en loopt over de zitbeenknobbels naar de binnenkant van het dijbeen (femur)


M. gracilis en M. tensor fasia latae en M biceps femoris.
Aan de binnenzijde van het achterbeen ligt de M. gracilis. Deze spier is voor de adductie van het achterbeen. Hij hecht aan op de onderzijde van het bekken en loopt naar het tibia (scheenbeen)
Aan de buitenzijde loopt de M. tensor fascia latae. Deze buigt de heup, strekt de knie en beweegt het been naar voren. Daar loopt ook de M. biceps femoris. Deze heeft de functie van het strekken van de heup en kniegewricht en het van het lichaam afbrengen (abductie) van het been. Maar omdat deze spier eigenlijk uit twee delen bestaat heeft het gedeelte wat aanhecht bij het spronggewricht ook de functie van flexie van het kniegewricht. De spier hecht aan op de bovenzijde van het heiligbeen en loopt via de zitbeenknobbel naar de knie en naar het spronggewricht



In dit artikel heb ik je meegenomen langs de spieren die ik als sportmasseur in de hand kan nemen om te masseren. Er zitten hier nog veel meer spieren die samen zorgen voor de stabiliteit en kracht om je paard vanuit de achterhand naar voren of over een hindernis te laten gaan. Deze diepe spieren reageren op de massage doordat de omringende spieren die wel behandeld kunnen worden ontspannen. Ervaar je tijdens het rijden dat je paard minder makkelijk beweegt, zijn achterhand minder makkelijk kan onderbrengen maak dan een afspraak voor een massage. Door middel van diverse massage technieken maak ik de spieren van je paard weer los zodat bewegen weer een stuk makkelijker wordt voor je paard.
Trainingsoefeningen om deze spieren sterk te maken zijn o.a., heuveltraining, overgangen rijden en tempowisselingen